We moeten de democratie niet laten wegglijden

Het gaat wereldwijd niet zo goed met de democratieën. Democraten kunnen niet anders dan met grote zorg kijken naar de ontwikkelingen in de VS, waar de Republikeinse partij de democratische rechtsstaat steeds verder opzij schuift, of binnen de EU naar de manier waarop Orban in Hongarije de rechtsstaat heeft afgebroken. Deze ontwikkelingen vragen alertheid, we moeten niet denken dat het wegglijden van de democratie in Nederland niet zou kunnen gebeuren.

Daarom is het heel opmerkelijk dat in de formatie die op dit moment gaande is geprobeerd wordt om de ondemocratische partij PVV deelgenoot te maken in het landsbestuur. De PVV kent niet alleen geen interne democratie, maar heeft ook als enig lid een leider die zich al vele jaren in woord en geschrift afzet tegen de meest waardevolle elementen van de democratie. Zeker heeft de PVV bij de laatste verkiezingen veel zetels behaald. Dat zou alle democraten in Nederland, en dat is gelukkig een grote meerderheid, extra behoedzaam moeten maken om ruimte te geven aan het ondemocratische gedachtengoed van de heer Wilders. Maar het tegendeel is het geval. Drie andere politieke partijen en inmiddels een vijftal informateurs bewerkstelligen onder zorgvuldige regie van Wilders stap voor stap een beweging van de PVV richting bestuursmacht. Informateurs hoeven het inhoudelijk helemaal niet met Wilders eens te zijn. De inhoud is veel minder belangrijk dan de positionele verschuiving van de PVV weg van de verketterde buitenrand naar het midden van het bestuurlijke speelveld. De peilingen geven Wilders alle kans om die positie in de komende tijden nog verder te versterken, of de huidige formatiepogingen nu slagen of niet. De informateurs hebben elk ongetwijfeld hun eigen afwegingen. Maar ik hoop dat het besef doordringt dat Wilders een regie voert die alleen maar gericht is op het versterken van zijn eigen -ondemocratische- macht en op de versplintering van al zijn tegenstrevers. Het koesteren van onze democratie vraagt daarom meer inzet dan het passief volgen van deze regisseur.

Op de Artikelen pagina werk dit onderwerp verder uit.

Kan onze democratie nog goede bestuurders kiezen?

We zien elders in de wereld dat op democratische wijze slechte bestuurders worden gekozen. Kijk naar Trump in de VS, naar Milei in Argentinië of naar Netanyahu in Israël. Maar ook in Nederland moeten we ons zorgen maken over de kwaliteit van ons openbaar bestuur, zeker na de verkiezingen voor de provinciale staten en de Tweede Kamer van vorig jaar. Er was grote winst voor partijen die de tijd niet hadden gekregen (of de noodzaak nooit hadden gevoeld) om een duidelijke traditie, brede kennisbasis of interne organisatie op te bouwen en intern goede bestuurders te selecteren. Kunnen die partijen zonder enige bestuurlijke bagage verantwoordelijkheid dragen voor het landsbestuur van Nederland, in een tijd van grote transities en andere uitdagingen? Daar kun je je best zorgen over maken.

Goed openbaar bestuur is cruciaal voor de welvaart en het welzijn in een land. Maar blijkbaar is de kiezer niet in staat, of niet gemotiveerd, om te selecteren op bestuurlijke kwaliteit. Als de democratische rechtsstaat als bestuursvorm wil overleven in een steeds autocratischer wereld lijkt het me belangrijk om er over na te denken hoe we dit kunnen veranderen. Goed onderwijs in burgerschap kan helpen, veel betere communicatie tussen bestuurder en burger ook. Dat zijn oplossingen voor de langere termijn, voor de huidige formatie van een nieuw kabinet helpen dit soort dingen niet meer. Wat op korte termijn kan helpen is een verbetering van de  selectie van bestuurders. Dat kan door daar een aparte procedure voor op te zetten, waarbij expliciet en bij voorkeur publiekelijk wordt getoetst of iemand de ervaring en/of capaciteiten heeft om een specifieke functie in het openbaar bestuur te bekleden. Voor een krachtige democratie is het ook belangrijk om te voorkomen dat deze van binnenuit wordt uitgehold, en dus dat er afstand wordt bewaard van partijen die in woord en/of geschrift de democratische rechtsstaat ondermijnen en geen interne democratische bestuursstructuur hebben.

Er zijn veel mensen die menen dat de winnende partijen op de rechterkant van het politieke spectrum ondanks het gebrek aan bestuurlijke capaciteiten toch een landsbestuur moeten gaan vormen. In gematigde of meer progressieve kringen is men ervan overtuigd dat dat een grote en kortstondige mislukking zal worden, zodat daarna het electoraat in gaat zien dat stemmen op een extreemrechtse partij geen oplossing voor het land is. Dat is een riskante aanname. Niet alleen kan een ondeugdelijk landsbestuur in korte tijd veel schade  aanrichten die zich ook niet weer snel laat herstellen, maar er zijn ook diverse voorbeelden in de wereld die laten zien dat het electoraat zich niet laat bekeren door slechte bestuurlijke resultaten. Daar zijn immers altijd wel excuses voor te bedenken, of toekomstbeelden die nog veel bedreigender zijn dan wat in het recente verleden is veroorzaakt.

In dat licht bezien heeft Kim Putters als informateur een interessante  opdracht gekregen, namelijk om zich te buigen over de vorm van het landsbestuur, en de verhouding tussen dat bestuur en het parlement. Een serieuze zoektocht naar bestuurlijk vermogen maakt het bijna onvermijdelijk dat hij uitkomt op een variant met een aanzienlijke scheiding tussen het parlement en het landsbestuur, met bij voorkeur een stevig selectieproces van adequate bestuurders.

Op de Artikelen pagina werk ik het thema uitgebreider uit.

De Nederlandse kiezer zocht verandering, maar koos voor instabiliteit

De Nederlandse kiezer heeft afgelopen november met zijn proteststem het politieke landschap er niet eenvoudiger op gemaakt. Rechtse commentatoren staan een coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB al toe te juichen, maar zo’n coalitie kan binnen de partijen als een splijtzwam werken. De PVV is natuurlijk sowieso al een heel raar construct, met maar één lid, en dat maakt een grote fractie van 36 leden plus de leider tot een nogal ongrijpbaar geheel. Kan die partij eigenlijk wel bestuurlijke compromissen sluiten, na al die jaren van oppositie, waarbij het onrechtstatelijke en ongrondwettige geluid niet werd geschuwd? Hoe zal een groep van 37 mensen met nogal uitgesproken meningen zich gaan gedragen onder een heel autoritaire leider, die Wilders tot nu toe steeds is geweest? Kan Wilders eigenlijk überhaupt wel besturen, zonder enige bestuurlijke ervaring? Dat zijn zeker vragen die bij de andere partijen leven, en vragen die niet direct uitnodigen tot een coalitie partnerschap. Voor de VVD speelt ook de ervaring met eerdere instabiele coalities, zowel destijds met de LPF als in het kabinet Rutte 1 met de gedoogsteun van Wilders. De VVD heeft in dat kabinet het CDA aan interne spanningen onderuit zien gaan en ook gezien hoe die partij electoraal werd afgestraft. Zoiets kan de VVD nu ook overkomen. Zeker als het nieuwe leiderschap zich nog moet zetten. Ook de nieuwe partij van Pieter Omtzigt moet de eigen stabiliteit nog bewijzen. Lang niet alle fractieleden zullen staan te juichen bij de gedachte te moeten heulen met de PVV. Dus eigenlijk is BBB de enige die echt graag wil meedoen, en ook nauwelijks anders kan. De opkomst van de partij als protestpartij is alweer achter de rug, en de partij kan alleen maar verder krimpen na de verkiezingen van 2023.

We zien dus een potentiële coalitie die als coalitie weinig stabiel oogt, maar ook bestaat uit partijen die intern met instabiliteit te kampen zullen hebben, mede door al dan niet de keuze voor een dergelijke coalitie. Dat leidt al met al tot een vrij onbestuurbare situatie in Nederland, en vermoedelijk tot stilstand op de aanpak van alle grote en uitdagende vraagstukken waar ons land voor staat. Ik hoor om me heen de opvatting van sommigen dat we die paar jaar stilstand maar moeten accepteren, als daarmee de politiek weer op de rails kan komen. Maar we hebben voor een aantal vraagstukken helemaal de luxe niet van een paar jaar stilstand. Die stilstand kan misschien de politieke verhoudingen niet nog verder destabiliseren, maar onze samenleving zeker wel! Het is dus geen gelukkige greep geweest van de Nederlandse kiezer afgelopen november. Hoe eerder een nieuwe greep gedaan kan worden, hoe beter, lijkt het. Maar dan moet wel eerst de onmogelijkheid van het bestuurlijk vermogen van de nu beoogde coalitie aan het hele volk duidelijk worden gemaakt. Hoe moeilijk kan dat zijn?

Op de Artikelenpagina werk ik dit thema uitgebreider uit.

Een rechts kabinet gaat enorm teleurstellen; en wat dan?

De Nederlandse burger heeft in meerderheid “rechts” gestemd. Veel mensen verheugen zich er ook op dat er eindelijk een rechts kabinet kan komen in Nederland. Maar wat betekent dat eigenlijk? Wat is rechts beleid? Als je de verkiezingsprogramma’s van de rechtse partijen PVV en VVD met elkaar vergelijkt zie je vooral hoe vaak deze elkaar tegenspreken. De PVV kijkt helemaal niet de toekomst in. Klimaatbeleid is nergens voor nodig. De vergrijzing van Nederland houdt echt niet tegen dat de AOW leeftijd terug kan naar 65. De VVD erkent wel dat we in een bijzondere tijd leven met schaarste op heel veel terreinen: menskracht, huizen, grond, grondstoffen, energie, geld, én ecologische ruimte. Er is een sterke overheid en een krachtige EU voor nodig om de urgente vraagstukken die bij deze schaarsten horen op te kunnen lossen, aldus het VVD programma. En dan een aanpak zonder “waterige compromissen”. Maar eigenlijk klinkt dat wel heel erg als voortzetting van het beleid van de afgelopen kabinetten. Hoe moeten VVD en PVV, samen met BBB en de partij die misschien ook “rechts” is, de NSC van Omtzigt, dan samen “rechts” beleid gaan maken? Mijn zorg is dat het vooral gebrek aan beleid gaat opleveren.

Gebrek aan beleid betekent dat de Nederlandse burger die rechts heeft gestemd uit teleurstelling over het gebrek aan het vermogen van de politiek om concrete maatschappelijke problemen op te lossen nog verder wordt teleurgesteld. Dat is niet zonder gevaar. De democratische rechtsstaat kan alleen maar functioneren als er voldoende vertrouwen in bestaat. Het lijkt me daarom een grote uitdaging voor de Haagse politiek om deze teleurstelling te voorkomen. Dat gaat niet met populistische rechtse propaganda. Daarvoor is een concreet, rechtvaardig en toekomstgericht uitvoeringsbeleid nodig dat zich richt op de problemen van vandaag én van de komende decennia. En een overheid die uitstraalt dat dat beleid ook echt kan en gaat worden uitgevoerd. Niet als Haags dictaat, maar vanuit samenspraak met de regio’s en met de Nederlandse burgerij. Een mooie uitdaging ook voor “links” om dat beleid te maken en er over te vertellen.

Lees vooral verder op de Artikelen pagina waarin dit thema uitvoeriger wordt beschreven.

Het kabinet Rutte 1 heeft in Nederland heel veel kapot gemaakt

Kort voor de spannende verkiezingen voor de Tweede Kamer en de vorming van een nieuw kabinet is het goed om eens terug te kijken naar een eerder spannend politiek moment en de daaruit volgende gebeurtenissen. Zo’n moment is de start van het kabinet Rutte 1, een minderheidskabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV. Gestart met een regeerakkoord waarvan de premier zei dat rechts Nederland er de vingers bij af kon likken. Het kabinet heeft de rit lang niet uitgezeten, maar in de korte tijd van het bestaan heel veel kapot gemaakt en Nederland in Europees verband flink op achterstand gezet. Het CDA heeft zichzelf ook kapot gemaakt en is daar nooit meer van hersteld.

Laten we eens een aantal dingen langslopen. Rutte 1 heeft meer bezuinigd dan verstandig was en daarmee het herstel van de economie na de kredietcrisis aanzienlijk vertraagd. Ten opzichte van de ons omringende landen bleef het BBP in Nederland al gauw vijf procentpunt achter. Via een brief aan de Financial Times over de eurocrisis hebben Rutte en de minister van Financiën De Jager het eurostelsel zelfs in gevaar gebracht. Rutte 1 heeft flink bezuinigd op de uitvoering van de sociale zekerheid en een strenge fraudewet ingevoerd en daarmee de kiem gelegd van bijvoorbeeld de kinderopvangtoeslagaffaire. Rutte 1 heeft de PAS regeling voor stikstof ingevoerd en daarmee de basis gelegd van onze huidige stikstofcrisis. Rutte 1 heeft de verduurzaming van de energieproductie vrijwel stil gezet en daarmee Nederland in de achterhoede op het gebied van duurzame energie laten belanden. Het kabinet wilde kerncentrales laten bouwen, maar had er zelf geen geld voor over. Een groot programma om de overheid duurzaam te laten inkopen is geschrapt. Als het was doorgegaan was Nederland frontrunner geweest in de circulaire economie. Rutte 1 heeft de Ecologische Hoofdstructuur van de kaart geveegd. Mede daardoor staat de natuur er in Nederland belabberd voor. Rutte 1 heeft het ministerie van VROM opgeheven, zodat we nu het ruimtelijk ordeningsbeleid node missen en in een wooncrisis zijn beland. Rutte 1 heeft een zware slag toegebracht aan de cultuursector in Nederland, die nu nog steeds als traumatisch wordt ervaren.

Heeft Rutte 1 ook nog iets tot stand weten te brengen? Ik kon het zo gauw niet bedenken. Ik heb het regeerakkoord van het kabinet er nog eens op nageslagen maar daar kwam ik ook al niets in tegen waar we vandaag de dag blij mee zijn.  Alle beloften over meer veiligheid en minder migratie hebben niet veel opgeleverd. Rutte 1 heeft geprobeerd een topsectorenbeleid van de grond te tillen. Veel meer dan een groot lobbycircus om het beschikbaar gestelde geld te kunnen incasseren is niet bereikt.

Is het nuttig al deze oude koeien uit de sloot te halen? Ik denk het wel. Stel dat er straks een rechts kabinet geformeerd zou worden, Dan is het zeer te hopen dat de formerende partijen beseffen dat de fouten van Rutte 1 niet opnieuw moeten worden gemaakt, om een verdere neergang van Nederland te voorkomen. Dus geen afbraak van de transities die in Nederland hoognodig zijn.  In plaats van dingen kapot maken zou de aandacht uit moeten gaan naar iets positiefs tot stand te brengen. En dan niet iets voor een heel specifieke doelgroep, maar iets waar het algemeen belang van Nederland bij is gebaat.

Als mensen er niet heel veel vertrouwen in hebben dat een rechts kabinet in staat is om Nederland vooruit te helpen kunnen ze maar beter niet op een rechtse partij stemmen, denk ik.

Voor de verkeersveiligheid: weg met de donkere winterjas!

Hebt u er wel eens op gelet wat voor kleur jas mensen in de winter dragen? Als u wilt kijken, moet u dat wel overdag doen. ’s Avonds is het niet goed te zien. Verreweg de meeste jassen zijn heel donker.

Misschien herkent u dit ook wel. U tuurt door de autoruit naar buiten. Het is donker en nat. Pas op het allerlaatst ziet u iemand bewegen, een voetganger of een fietser. Bijna onzichtbaar in zijn of haar donkere jas.

November, december en januari zijn de donkerste maanden van het jaar en ook de maanden met de meeste verkeersongevallen. November is de piekmaand. De meeste ongevallen betreffen voetgangers en fietsers, vooral voetgangers.

Voor de zichtbaarheid van fietsers hebben we de nodige wetgeving. Fietslampen, reflectoren achter en op de banden. Voor voetgangers niet. Je kunt je ook niet alles door de overheid laten voorschrijven. Mensen hebben gelukkig ook nog een eigen verantwoordelijkheid, waarop je moet kunnen vertrouwen.

Donkere winterjassen zijn dus raar, want heel onveilig. Ze zijn niet verboden, maar iedereen kan zelf er voor kiezen om een veiliger kleur jas aan te schaffen. Lichter van kleur, beter zichtbaar. Weg met de donkere winterjas!

Tegen voedselverspilling, en dus ook tegen 1 + 1 gratis acties op bederfelijke waar!

Iedereen is tegen voedselverspilling. De VN heeft voedselverspilling als thema opgenomen in de Sustainable Development Goals. De EU heeft zich aan de doelstelling van de SDG’s gecommitteerd en wil aan de lidstaten reductiedoelen opleggen om de voedselverspilling tegen te gaan. Het IPCC beveelt de reductie van voedselverspilling aan als maatregel om de klimaatverandering te beperken. De Nederlandse overheid heeft een ambitie om de voedselverspilling thuis  te halveren te opzichte van het getal voor 2015. Toen was het ruim 43 kg per persoon per jaar. Dat getal was vorig jaar gedaald tot ruim 33 kg, maar de experts constateren dat de trend er inmiddels wel een beetje uit is. Het doel van 21,5 kg in 2030 lijkt daarmee vrij lastig te halen. Overigens is het niet alleen de consument die thuis voedsel verspilt. In de hele voedselketen wordt in Nederland meer dan 150 kg per persoon per jaar verspild.

Heeft de overheid beleidsinstrumenten om de beleidsambitie te bewerkstelligen? Zoals gebruikelijk in het domein van consumentengedrag is het instrumentarium volledig gericht op vrijwilligheid en vrijblijvendheid. En richting de supermarkten is dat al niet anders. Niet dat er helemaal niets gebeurt. De brood- en deegwarenketen is al beter ingericht zodat de broodproductie beter is afgestemd op de consumptie. De Universiteit van Wageningen (WUR) heeft recent een advies uitgebracht aan de minister van LNV om het beleid minder vrijblijvend te maken. Dat heeft tot nu toe nog niet iets opgeleverd.

Een van de al eerder gedane suggesties is om de supermarkten te bewegen tot acties die het voor de consument gemakkelijker maken om minder voedsel te verspillen. Bijvoorbeeld door kleinere verpakkingen aan te bieden. De  WUR suggereert ook om prijsprikkels te introduceren. En daar wil ik het even over hebben. Die kleinere verpakkingen die de supermarkten aanbieden hebben vaak een heel verkeerde prijsprikkel. Bijvoorbeeld een verpakking met halve inhoud heeft een prijs die 80% of meer is van de verpakking met volle inhoud. De consument die geen gekke Gerritje wil zijn neemt dan toch al gauw de grotere verpakking mee, vrees ik. Maar ik wil het vooral hebben over de 1 + 1 gratis acties die diverse supermarkten, zoals Albert Heijn, hanteren. Voor niet bederfelijke artikelen is dat fijn voor de consument. Als het meer is dan je direct nodig hebt komt het later nog wel eens van pas. Voor bederfelijk voedsel is het een uitnodiging aan de consument om teveel mee naar huis te nemen, en daarmee een grote kans dat een deel van de aanbieding zal gaan meetellen bij de kilo’s aan voedselverspilling. Hoe ingewikkeld is dit om te bedenken? Hoe ingewikkeld is het om hiermee te stoppen? Bij deze daarom een oproep om zo snel mogelijk te stoppen met 1 + 1 gratis acties voor alle bederfelijk voedsel. Sommige dingen zijn niet zo ingewikkeld, en helpen echt!

Hoe overbruggen we de kloof tussen beleid en uitvoering?

Het lijkt erop dat er, na jaren van verwaarlozing, vanuit de landelijke politiek meer aandacht komt voor de uitvoering. Dat is ook hoognodig, als je bedenkt hoe het met de uitvoering van de publieke diensten in Nederland is gesteld. De kinderopvangtoeslagaffaire is een schrijnend voorbeeld, maar er zijn veel meer voorbeelden te geven van teruglopende kwaliteit. Zo geven recente publicaties over Pfas, stikstof- en fijnstofuitstoot de burgers het gevoel dat zij niet adequaat door de overheid worden ondersteund en beschermd.

De politiek en ook de rijksdiensten hebben meer aandacht voor de beleidsontwikkeling dan voor de uitvoering. Daar zit een flink stuk van het probleem. De uitvoering is apart gezet van het beleid en is onder een stevig bezuinigingsregime geplaatst. Dit wordt in discussies vaak teruggevoerd op de theorieën omtrent New Public Management. Maar er is meer over te zeggen dan alleen maar de verwijzing naar een dergelijke theorie. En het is ook belangrijk om te proberen beter te begrijpen hoe en waarom beleid en uitvoering zo los van elkaar opereren met bovenstaande suboptimale resultaten. Met het oog op de verkiezingen en de aanstaande nieuwe kabinetsperiode, waarin heel veel uitvoering van de lange-termijnvraagstukken van Nederland een plek moet krijgen, is zo’n begrip uiterst nuttig en nodig.

Nicolette van Gestel en ikzelf hebben, daartoe uitgedaagd door de Vereniging voor Bestuurskunde, theorie en praktijk van beleidsvorming en uitvoering met elkaar geconfronteerd. Het is een hoofdstuk geworden in het jubileumboek van de Vereniging voor Bestuurskunde “Maatschappelijke bestuurskunde”. Op de Artikelenpagina is het te vinden. Als beleidspracticant heb ik er zelf van geleerd hoe weinig doordacht en gestructureerd wij beleid maken en doorverwijzen naar de uitvoering. Er valt met wat meer inzicht een wereld te winnen!

Het gebrek aan denkkracht achter de politiek

Op 18 september jl. mocht ik meedoen met een sessie in Pakhuis De Zwijger over Governance for Society en de relatie tussen wetenschap en beleid. Het ging vooral over de economische wetenschap. Een leuk debat. Ik mocht een column voorlezen, die is terug te vinden op de Artikelenpagina. Wat mij vooral trof die avond is de armoede aan denkkracht rondom de Nederlandse politiek. Afke Groen, directeur van het wetenschappelijk bureau van D66, deed ook mee aan het debat. Zij vertelde dat zij het grootste wetenschappelijk bureau van alle politieke partijen leidt, en dan gaat het om 6,5 arbeidsplaatsen. Versnippering van politieke partijen leidt tot steeds kleinere bureaus. Vergeleken met bijvoorbeeld Duitsland is dat echt bizar weinig. En als je dat combineert met de minimale ondersteuning van de Tweede Kamer levert dat wel een heel droef beeld op. Natuurlijk bevatten de Haagse departementen heel veel denkkracht. Ik ervaar echter dat die of onbenut blijft, of ingezet wordt voor de verkeerde dingen, namelijk vooral voor heel veel incidenteel gedoe. En de academici op de universiteiten richten zich vooral op het produceren van internationale publicaties en zijn door hun interne organisatie ook bijna gedwongen om zich afzijdig te houden van het debat over de actualiteit van het openbaar bestuur in Nederland. Jasper H. van Dijk van de jonge denktank Het Instituut voor Publieke Economie mocht gisteren vertellen dat een denktank wel de vrijheid heeft om denkkracht te leveren voor de politieke gedachtevorming, maar dat we helaas een nauwelijks ontwikkelde denktank-cultuur hebben in Nederland. Dat spoort heel erg met de ervaringen van de denktank waar ik zelf in zit, DenkWerk. Wij hebben begin september een rapport uitgebracht waarin we een lange- termijnagenda voor het Nederlandse beleid proberen te schetsen “Nederland in beweging” , waarin we ook het enorme tekort aan slagkracht van de overheid constateren. We doen ook voorstellen om die te vergroten, onder meer door de denkkracht in de ondersteuning van het politieke bedrijf aanzienlijk te vergroten. In de ingewikkelde transities waar Nederland voor staat, en in de razendsnelle internationale ontwikkelingen, is dit cruciaal. De Tweede Kamer kan dit zelf ter hand nemen. En dat moet!

Het is echt nog onbekend wat een kleine kerncentrale kan, wat hij kost en wanneer hij beschikbaar is

Er wordt in veel Europese landen gesproken over de mogelijke inzet van kernenergie in het fossielvrije energiesysteem. De belangstelling van politici, vooral aan de rechterzijde van het politieke landschap is groot. En hoewel dat deel van het landschap zich vaak heel druk maakt over de inzet van het geld van de belastingbetaler, is dat bij kernenergie een stuk minder. Terwijl de opwekking van elektriciteit met kernenergie de enige opwekking is waar nog publiek geld bij moet. Vooral kleine modulaire kerncentrales (SMR, small modular reactor) hebben een grote aantrekkingskracht. In Nederland hebben diverse provinciale bestuurders al uitgesproken dat ze graag zo’n SMR zouden willen huisvesten in hun provincie. Er wordt ook veel voor gelobbyd, er wordt hard gewerkt aan ontwerpen, maar ze bestaan (buiten Rusland en China misschien) nog niet.

Op 20 juni jl. organiseerde de Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat van het Belgische parlement een hoorzitting over SMR’s, kleine modulaire kernreactoren. Uitgenodigd was een internationaal gezelschap bestaande uit Prof. Yves Bréchet, voormalig Hoog Commissaris voor Atoomenergie en lid van de Academie van Wetenschappen (Frankrijk), de heer Brent Wanner, hoofd Power Sector Unit, International Energy Agency, de heer Mycle Schneider, Project Coördinator World Nuclear Industry Status Report, de heer Navid Samandari, co-founder & CEO, Seaborg Technologies, en ondergetekende, als voormalig voorzitter van het Expertteam Energiesysteem 2050. De hoorzitting leverde een divers maar genuanceerd beeld op van de voor en tegens van kernenergie in het nieuwe fossielvrije energiesysteem. Maar over SMR’s was het beeld behoorlijk eenduidig: er wordt veel research naar gedaan, er bestaan veel PowerPoint ontwerpen, maar wat ze straks echt kunnen, wat ze straks gaan kosten en wanneer ze op de markt gaan komen, als ooit, is nog volledig onzeker. Er werd dan ook zorg uitgesproken over de discrepantie tussen deze grote onduidelijkheid en het positieve sentiment dat in sommige bestuurlijke kringen heerst omtrent de inzet van SMR’s. Alleen de heer Samandari was positiever. Zijn bedrijf ontwikkelt in Zuid-Korea een SMR concept op een schip. Mijn inbreng betrof ook vooral de ingewikkeldheid van de inpasbaarheid van zo iets onzekers in de energietransitie die voor het elektriciteitsdeel al in twaalf jaar zijn beslag moet krijgen. Mijn schriftelijke inbreng in de hoorzitting staat op de Artikelenpagina.

Voor mij was de hoorzitting ook leerzaam. Een paar dingen die me zijn bijgebleven: alle sprekers benadrukten dat je vooral kerncentrales die nog goed draaien niet moet sluiten. Een boodschap aan vooral België en Duitsland. Verder wordt er buiten China maar aan weinig kerncentrales echt gebouwd. Er is in veel landen ook niet veel kennis meer voorhanden. De afgelopen jaren is er aan zonvermogen vijftig tot honderd keer meer geïnstalleerd dan aan kernenergievermogen. Kernenergie lijkt de wedstrijd gewoon te hebben verloren. Over SMR’s worden de kostenverwachtingen steeds zorgelijker. De interesse van investeerders lijkt daarom ook alweer af te nemen. En tenslotte: de verbazing van de Belgische parlementariërs bij mijn uitleg dat de Nederlandse tenders voor wind op zee al enkele jaren zonder subsidie worden geplaatst.